zondag 5 februari 2012

Geef elkaar de rechterhand!




Het nog geldende Rituale Romanum, gepubliceerd in 1964, heeft een rite over de kerkelijke huwelijkssluiting. Na het ja-woord van de huwelijkskandidaten behoort de priester te zeggen: ‘Geef elkaar de rechterhand.’ Hij vervolgt dan: ‘Ik verbind u in het huwelijk in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Amen.’

De samenvoeging van de rechterhanden was al een rite in de voorchristelijke Romeinse huwelijkssluiting. De vader of een bij het huwelijk betrokken vrouw (pronuba) nam de hand van de vrouwelijke huwelijkskandidaat en legde die in de hand van de man. In het Oude Testament, in het boek Tobit, vinden we al een dergelijke rite. Raguel nam de rechterhand van zijn dochter Sara en legde die in de rechterhand van de jonge Tobias en bad om de zegen van God over hen (7,15, tekst Vulgaat). Het vroege christendom heeft dit gebruik van de Romeinen overgenomen. De samengevoegde handen worden soms afgebeeld op antieke sarcofagen en betekenen niet alleen de verbondenheid en huwelijkstrouw, maar ook en vooral de gave van de vader die zijn dochter ten huwelijk geeft. We zien dat de vader toenmaals en later bij afwezigheid van vrouwenemancipatie een dominante rol speelde.

In die tijd en ook in de middeleeuwen was het huwelijk een zakelijk aangelegenheid en speelde de liefde tussen de huwelijkskandidaten een ondergeschikte of geen rol. De liefde moest nog komen. Bij de oude Romeinen was het huwelijk een huiselijk en familiaal gebeuren, maar werd een kerkelijke taak, terwijl de Romeinse vader werd vervangen door een priester. Later, in de middeleeuwen en renaissance, zien we afbeeldingen van de verloving of het huwelijk van Maria en Jozef. Ze hebben elkaar de rechterhand gegeven, terwijl er een hogepriester achter hen staat. Dit betekent dat de rite bekend was. Het was ook de tijd van het opkomend individualisme en de ‘sentimentele’ liefde. Het huwelijk ontstond toen zoals tegenwoordig op grond van persoonlijke liefde. Het initiatief lag bij de man die – vroeger aan de vader - de hand van zijn dochter vroeg.

In die tijd verscheen voor het eerst een Rituale Romanum (1614), waarin het samenvoegen van de rechterhanden en zegen van de priester werden voorgeschreven. Deze rite was ook bij protestanten gebruikelijk. Zo zegt onze vaderlandse dichter, Jacob Cats, in zijn ‘Houwelick (1625): ‘Men siet met sonderlingh genoegen de bruyt en haren vriendt de rechterhanden voegen, En wort de gront van echte trou geleyt (gelegd) en met gelijcke lust het groote woort geseyt.’ Hier gebeurt de samenvoeging vóór het grote woord, het ja-woord, zoals tegenwoordig meestal ook bij een katholieke huwelijkssluiting.

Tenslotte een opmerking over de altijd al geldende kerkelijke leer. Niet de rite van het handgebaar of het woord van de priester vormt het wezenlijk element van de huwelijkssluiting, maar de wederzijdse toestemming (consensus, ja-woord). Dit werd uit het Oud-Romeinse recht overgenomen door de kerk en het burgerlijk recht.

Toon Brekelmans Kerkhistoricus

Geen opmerkingen:

Een reactie posten