vrijdag 2 december 2011

Verassing ! Jesaja 40,1-5.9-11 Marcus 1,1-8
God wil ons vandaag blij maken met de Blijde Boodschap van Jezus Christus. Als je iemand blij wilt maken, je wilt vreugde brengen in zijn hart, dan moet je weten

waarmee hij echt en van harte blij te maken is; je moet die ander goed kennen, je moet hem vanbinnen kennen. Het gebeurt wel dat mensen vragen: 'Waarmee kan ik je blij maken?' Dan is het misschien geen verrassing meer, maar je wordt daar dan toch echt blij van. Als iemand dat nu niet hoeft te vragen, maar dat hij vanuit zichzelf al weet waarmee hij die ander blij kan maken, dan zijn die surprises échte surprises. Wanneer de gever met zijn gave, ook al is het maar klein, het hart van de ander heeft geraakt: 'Hoe kon je raden dat ik met dit of dat zo blij zou zijn'!?
Deze week laat het evangelie Jezus zien als de Blijde Boodschap van God, als dé surprise van God, dé verrassing waarmee Hij precies de diepste verlangens van ons menselijk hart weet te raken. God moet geweten hebben waarmee wij blij te maken zijn, waarmee Hij de diepste verlangens van ons hart vervullen kan, als Hij ons zijn Zoon zou geven, als Hij ons Jezus zou geven. De tijd van de Advent dient er dus eigenlijk voor, om in ons innerlijk na te gaan, waar er zo'n verlangen is naar Jezus, waar Hij al in ons hart is op de wijze van het verlangen. Verlang ik echt naar Kerstmis als de komst van God in mijn eigen hart? Verlang ik echt naar Hemzelf en niet naar het uiterlijke, de sfeer, het gevoel van geborgenheid, menselijke intimiteit, de warmte die dat feest vanouds pleegt op te roepen. We weten wel dat dat met Kerstmis niet meer is zoals dat in onze kinderjaren was. We moeten ook niet uitzien naar Kerstmis als naar een feest waarop wij deel krijgen aan gevoelens van geborgenheid, van intimiteit met Hem, zijn innerlijke bezoeken van vrede en troost, al die heerlijkheden waarmee de goddelijke Minnaar zijn beminden weet te verrassen en zijn genegenheid weet uit te drukken. We moeten verlangen naar de komst van de Persoon zelf, Jezus, de Zoon van God, - die met geen pen te beschrijven is, niet op te sluiten is in je kleine menselijke hart, niet op te sluiten is in de nauwe schaal van je schedel, van je gedachten, - zodat wij er ook klaar voor zijn, om de Blijde Boodschap van God aan de mensen te beleven zoals wij het al dikwijls hebben moeten beleven: zonder al die gevoelens, zonder die innerlijke opgetogenheid, zonder die warme gevoelens van geborgenheid, van troost, en dat niet als een teken dat Hij minder van ons houdt, maar als een teken dat Hij méér van ons houdt, omdat Hij dan méér Zichzelf geeft. Treutel